Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Immers wandelt de [15]mens [als] in een [16]beeld, immers woelen zij ijdellijk; [17]men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal. 15. Hebr. de man, of een ieder; gelijk dikwijls elders. 16. Of, gelijkenis, schijn; dat is, hij schijnt wat te zijn en is niets inderdaad, gelijk ene schilderij, figuur, of schaduw, of een schijnsel en beeld, in den droom voortkomende. 17. Te weten, vele goederen. Verg. Pred.2:18,19.